< Terug naar alle blogs
Publicatiedatum: 16 januari 2025 - Gastblog door Rense Corten, universitair hoofddocent bij de afdeling Sociologie van de Universiteit Utrecht. Geschreven naar aanleiding van een deelsessie tijdens ons evenement op 13 december 2024 'Samen sterker? De kracht van netwerken voor burgercollectieven'.
In deze sessie stond de rol van sociale netwerken in de ‘vroege fase’ van burgercollectieven centraal, met een specifieke focus op vormen van burgercollectieven die veel ‘commitment’ vragen, zoals die gericht op wonen of landbouw. In de zaal waren collectieven uit met name de woonsector dan ook goed vertegenwoordigd, maar ook andere collectieven die zich richten op landbouw, energie, zorg en duurzaamheid waren er, naast vertegenwoordigers van gemeenten en wetenschappers (waaronder ondergetekende). Panelleden waren Reinout Kleinhans, Johan de Kleuver, Tjeerd Haccou en Erik Arkesteijn, en de sessie werd gemodereerd door Eveline Castelijns (EUR/Berenschot). In het verloop van de sessie kwamen achtereenvolgens de opstartfase, de ondersteuningsfase, en de operationele fase van burgercollectieven aan bod.
Een eerste rode draad in de sessie is de kwestie van inclusiviteit, ofwel, zoals één van de deelnemers het formuleert: ‘hoe voorkom je dat je collectief een eliteclubje wordt dat dingen voor zichzelf organiseert?’ In termen van sociale netwerken zou je deze vraag ook kunnen vatten in de sociologische begrippen (zoals gebruikt door Thomas Bauwens in zijn keynote) van ‘verbindende’ (Engels: bonding) sociale relaties, die veelal binnen de eigen sociale kring blijven, versus ‘overbruggende’ (Engels: bridging) relaties, die juist verschillende sociale groepen verbinden. Verschillende panelleden benadrukken vooral voor de opstartfase het belang van een kleine groep gelijkgestemden, waarbij een gedeelde visie en levenshouding zelfs belangrijker zijn dan een goed plan. ‘Een hecht motorblok van gelijkgestemden is in de opstartfase cruciaal’ – De Kleuver. Erik Arkesteijn wijst er bovendien op dat collectieven die in de opstartfase stevig ingebed zijn in de lokale gemeenschap, makkelijker geholpen worden als ze in de problemen komen. Hoewel veel aanwezigen in beginsel inclusiviteit als een nobel streven onderschrijven, lijkt de consensus te zijn dat ‘verbindend sociaal kapitaal’ in de opstartfase het belangrijkst is.
In de zogenoemde ‘ondersteuningsfase’ verandert dit, als collectieven groeien en zich moeten gaan verhouden tot wat door verschillende aanwezigen als de ‘systeemwereld’ wordt aangeduid (hoewel deze term niet oncontroversieel is), zoals gemeenten en projectontwikkelaars. De frustratie in de omgang met deze wereld is een tweede rode draad in de sessie, maar verschillende aanwezigen benadrukken dat het daarin juist loont om mensen met een grotere diversiteit aan kennis, vaardigheden en contacten in huis te hebben, die kunnen helpen in de omgang met bijvoorbeeld gemeenten. Daarnaast kunnen sociale relaties buiten de eigen kring ook helpen om nieuwe reservoirs van potentiële deelnemers aan te boren, waarmee collectieven kunnen groeien. De nadruk lijkt dus in deze fase te verschuiven van verbindende naar overbruggende relaties, waarbij ook ruimte ontstaat voor meer inclusiviteit.
Sociale relaties komen in deze context ook nog ter sprake op een andere manier, namelijk als het gaat om goede persoonlijke relaties met vertegenwoordigers van de ‘systeemwereld’. Een deelnemer deelt de ervaring dat als je ambtenaren niet uitsluitend spreekt in het gemeentehuis, maar ze ook eens uitnodigt bij het collectief, de toon vaak gelijk informeler en coöperatiever wordt. Zoals deze deelnemer het uitdrukt: ‘Ambtenaren blijken in hun vrije tijd ook gewoon mens en burger te zijn.’
In de ‘operationele fase’ staan collectieven voor de opgave om het aantal deelnemers op peil te houden en verloop onder vrijwilligers en trekkers op te vangen. Tegelijk is het ook belangrijk dat het verloop groot genoeg is: verschillende deelnemers van de sessie benadrukken dat het, om vrijwilligers aan het collectief te binden, cruciaal is dat het leuk blijft. Als het plezier verdwijnt, verdwijnt ook de energie die mensen in een collectief kunnen steken en wordt de druk op anderen juist groter, wat kan leiden tot een neerwaartse spiraal. Enerzijds helpen sterke, verbindende sociale relaties binnen het collectief bij het behouden van het plezier; anderzijds zijn meer overbruggende relaties ook nodig om te zorgen voor ‘nieuw bloed’. Op de langere termijn is het dus van belang een juiste balans te vinden tussen verbindend en overbruggend sociaal kapitaal. ‘Goed georganiseerde collectieven lijkten vaak gesloten bolwerken, maar zijn het niet’, aldus Reinout Kleinhans.
Aanmelden
Of schrijf je in voor de nieuwsbrief
Contact
Nieuws
Over ons
Volg ons op
Deze website maakt gebruik van cookies. Lees meer over cookies in onze cookieverklaring.
Deze cookies verzamelen nooit persoonsgegevens en zijn noodzakelijk voor het functioneren van de website.
Deze cookies verzamelen gegevens zodat we inzicht krijgen in het gebruik en deze website verder kunnen verbeteren.
Deze cookies zijn van aanbieders van externe content op deze website. Denk aan film, marketing- en/of tracking cookies.