De belangrijkste vraag is of je de mensen voor wie het collectief is bedoeld ook daadwerkelijk bereikt als lid of gebruiker. De vervolgvraag is dan of ze voldoende vertegenwoordigd zijn in bestuur, werkgroepen en commissies. Alleen zo kunnen ze zeggenschap uitoefenen.
Bewonersinitiatieven op het gebied van zorg en welzijn hebben meestal een afgebakende doelgroep: zorgbehoevenden, mensen met lage inkomens. Een van de risico’s is dat het initiatief ongewild als een klassieke liefdadigheidsinstelling opereert. Hierbij doet een groep mensen met een redelijk hoog inkomen ‘goede werken’ voor de doelgroep. Dat past niet bij de principes en waarden van een burgercollectief. Die gaat uit van het idee van zelf doen.
Een ander punt waarbij sociale klasse kan spelen is de informatievoorziening en communicatie. Opleidingsniveau en culturele verschillen spelen hierbij een rol. Taal en ook media kunnen onbedoeld mensen uitsluiten. Het heeft geen nut om uitgebreide teksten toe te sturen aan mensen die niet gewend zijn om te lezen. Of om alle communicatie digitaal te doen, terwijl een deel van de doelgroep daar moeite mee heeft. Hierdoor komt de gelijkwaardigheid van de leden in gevaar. Het is belangrijk dat een burgercollectief zich bewust is van de mogelijke valkuilen die een sociaal diverse doelgroep met zich meebrengt.
Verder lezen over inclusiviteit: