Er zijn burgercollectieven in veel soorten en maten. Met andere woorden: er is sprake van heterogeniteit. Omdat appels niet met peren te vergelijken zijn, en het ene type organisatie het andere niet is, is het van belang om de onderlinge verschillen te onderkennen en te onderzoeken. Onderzoekers Jos Bijman en Markus Hanisch hebben een classificatie opgesteld voor agrarische coöperaties (1). Die kunnen we ook toepassen op burgercollectieven in het algemeen. Die classificatie is gebaseerd op 4 aspecten: doel, type transactie, schaalniveau van activiteiten en type leden.
1. Doelen
Het maakt veel uit of het economisch doel voorop staat dan wel een sociaal doel. Bij economische doelen tellen andere graadmeters voor efficiency en performance. Ook ligt een andere groeistrategie voor de hand. Bij overwegend sociale doelen dan kan ondersteuning met publieke middelen een optie zijn.
Bij een burgercollectief dat gericht is op de gemeenschap wegen sociale en publieke doelen zwaarder. Het kan wel zo zijn dat op de langere termijn de noodzaak van specialisatie en de aanwezigheid van concurrentie leiden tot een meer op individuele leden gerichte strategie. Het risico is dan dat doel verandert: het nut voor de leden verdringt dan de functies voor de gemeenschap.
Om verder te lezen
Heterogeniteit, deel 2
Heterogeniteit, deel 3
Heterogeniteit, deel 4
Lees de publicatie
Verantwoording
- J. Bijman and M. Hanisch, 2020. Understanding the heterogeneity among agricultural cooperatives. Working Paper CIRIEC, no. 2020 / 13.
Afbeelding: freepik.com