Er zijn burgercollectieven in veel soorten en maten. Met andere woorden: er is sprake van heterogeniteit. Omdat appels niet met peren te vergelijken zijn, en het ene type organisatie het andere niet is, is het van belang om de onderlinge verschillen te onderkennen en te onderzoeken. Onderzoekers Jos Bijman en Markus Hanisch hebben een classificatie opgesteld voor agrarische coöperaties (1). Die kunnen we ook toepassen op burgercollectieven in het algemeen. Die classificatie is gebaseerd op 4 aspecten: doel, type transactie, schaalniveau van activiteiten en type leden.
2. Transacties
Het maakt verschil of een collectief gericht is op het gezamenlijk aankopen of delen van middelen of juist op het gezamenlijk verwerken en verkopen van middelen. Toegespitst op coöperaties: bij de aankoopcoöperatie gaat het vaak over bulkproducten die minder bederfelijk zijn en in grote hoeveelheden aangekocht kunnen worden. Verkoopcoöperaties hebben daarentegen meer te maken met bederfelijke producten (melk, groenten) en een veranderlijke markt met sterk fluctuerende prijzen.
In het algemeen zijn leden voor hun inkomen sterker afhankelijk van een (gespecialiseerde) verkoopcoöperatie. Dit brengt met zich mee dat de verhouding tussen de leden en management gevoeliger ligt. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van informatie-ongelijkheid: het management heeft betere actuele kennis dan de leden. Een ander verschil dat samenhangt met type organisatie is de betrokkenheid van leden. Die is bij de aankoopcoöperatie vooral zakelijk en berekenend; bij de verkoopcoöperatie spelen daarnaast een gevoel van affectieve betrokkenheid een rol. Het beheer van de organisatie kan hierop afgestemd worden.
Om verder te lezen
Heterogeniteit, deel 1
Heterogeniteit, deel 3
Heterogeniteit, deel 4
Lees de publicatie
Verantwoording
- J. Bijman and M. Hanisch, 2020. Understanding the heterogeneity among agricultural cooperatives. Working Paper CIRIEC, no. 2020 / 13.
Afbeelding: freepik.com